Wilsrechten

Wilsrechten zijn een soort zekerheidsrechten ten behoeve van de kinderen na een overlijden van een (van de) ouder(s). De wilsrechten gelden uitsluitend in geval de wettelijke verdeling van toepassing is. Er zijn vier situaties die zich kunnen voordoen waarin een kind een wilsrecht kan uitoefenen:

  1. De langstlevende ouder doet aangifte van het voornemen om opnieuw in het huwelijk (of geregistreerd partnerschap) te treden;
  2. De hertrouwde langstlevende ouder overlijdt en de vordering ter zake de nalatenschap van de eerst gestorven ouder wordt opeisbaar;
  3. De ouder overlijdt en het kind krijgt een niet-opeisbare vordering op zijn stiefouder;
  4. De stiefouder overlijdt en de vordering ter zake de nalatenschap van de ouder wordt opeisbaar.

In situatie 1 en 3 kan een kind een wilsrecht uitoefenen t.a.v. een niet-opeisbare vordering. Het kind krijgt dan het bloot-eigendomsrecht.

Dat wil zeggen dat de eigendom van de goederen waarover het wilsrecht wordt uitgeoefend door het kind wordt verkregen, met die beperking dat de echtgenoot zich het recht op gebruik van dat goed kan voorbehouden. Dat wordt vruchtgebruik genoemd. In het geval het wilsrecht ten aanzien van een woning wordt uitgeoefend leidt dat ertoe dat het kind eigenaar wordt van de woning, maar dat de echtgenoot die woning mag gebruiken.

In situatie 2 en 4 kan een kind een wilsrecht uitoefenen t.a.v. een opeisbare vordering. Het kind krijgt dan het vol-eigendomsrecht. Dit betekent dat een kind de vordering (in geld) kan opeisen, maar ook om overdracht van een bepaald goed kan verzoeken.

De werking van de wilsrechten is geregeld in de wet. Het is goed te weten dat bij testament kan worden afgeweken van de wettelijke bepalingen, in die zin dat de werking van wilsrechten kan worden uitgebreid, beperkt of opgeheven.

Algemeen zegel

Terug naar overzicht