Geen non-concurrentiebeding en tóch onrechtmatig handelen

In de praktijk een zeer gebruikelijk onderdeel van de arbeidsovereenkomst: het non-concurrentiebeding. Een non-concurrentiebeding is een beding waardoor een werknemer wordt beperkt in zijn vrijheid om na het einde van de arbeidsovereenkomst soortgelijke werkzaamheden te verrichten bij een andere werkgever, dan wel om als zelfstandige aan de slag te gaan. Het doel van het opnemen van een non-concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst is te voorkomen dat een werknemer de kennis en ervaring die hij bij de werkgever heeft opgedaan, gaat gebruiken voor een andere werkgever of voor zijn eigen onderneming.  

Een non-concurrentiebeding dient schriftelijk tussen werkgever en werknemer te zijn overeengekomen om werking te hebben. Daarnaast moet het non-concurrentiebeding ook nog aan andere eisen te voldoen. Zo dient een non-concurrentiebeding bijvoorbeeld duidelijke grenzen te hebben met betrekking tot de duur en de (geografische) reikwijdte van het beding. Lees hier meer over het non-concurrentiebeding bij werknemers en hier hoe een en ander werkt in het geval van zzp-ers.

Maar wat gebeurt er nu als er tussen werkgever en werknemer geen non-concurrentiebeding is afgesproken? Is het de werknemer dan zonder meer toegestaan om met zijn voormalig werkgever te concurreren? Over deze vraag heeft de Rechtbank Rotterdam zich gebogen.

In de arbeidsovereenkomst van de werknemer in kwestie was geen non-concurrentiebeding opgenomen. Tussen partijen waren op dit punt dus geen afspraken gemaakt. Nadat de arbeidsovereenkomst tussen partijen met wederzijds goedvinden was beëindigd, heeft een klant van de werkgever drie lopende contracten beëindigd waarna met de ex-werknemer nieuwe contracten werden afgesloten. De werkgever stelde dat de ex-werknemer jegens haar onrechtmatig had gehandeld. 

Volgens vaste rechtspraak is er in beginsel sprake van onrechtmatige concurrentie als er sprake is van het stelselmatig en substantieel afbreken van het duurzame bedrijfsdebiet van de gewezen werkgever met gebruikmaking van kennis en gegevens die bij de voormalige werkgever vertrouwelijk zijn verkregen door de aldus handelende ex-werknemer. 

Het lag in bedoelde kwestie op de weg van de werkgever om te bewijzen dat aan voornoemde criteria was voldaan. Zij is in deze bewijsopdracht niet geslaagd en haar vorderingen jegens de ex-werknemer zijn afgewezen. Een en ander neemt echter niet weg dat er dus wel sprake kan zijn van onrechtmatig handelen, ondanks het feit dat er geen non-concurrentiebeding is overeengekomen. Zowel voor werkgever als werknemer is het van belang om zich hiervan bewust te zijn. 

Heeft u vragen over het non-concurrentiebeding, de voorwaarden waaraan het beding dient te voldoen of wilt u antwoord op de vraag of u wel aan het non-concurrentiebeding kan worden gehouden? Neem dan contact op met één van onze arbeidsrechtspecialisten. 

Voor algemene informatie over wat wij voor u kunnen betekenen binnen het arbeidsrecht klikt u hier.

 


1 Rechtbank Rotterdam 13 oktober 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:10088.

 

Terug naar overzicht